Na een veel te lange afwezigheid betrad ik afgelopen dinsdag weer eens de sporthal om een potje te ballen. Bij binnenkomst werden door drukke mensen de netten opgehangen met een wiskundige precisie waar pythagoras nog jaloers op zou worden. Niet veel later beklom ik de scheidrechterstoel om eerst een partijtje te fluiten. Een rustige wedstrijd en met de hulp van een bekwame teller/ ploeggenoot die de lijnen aan de andere kant in de gaten hield hadden we alles onder controle. In deze wedstrijd werd ook weer eens pijnlijk duidelijk dat aanstormende jeugd leuk is, maar dat de ‘oudjes’ in het team uiteindelijk de meeste punten maakten. Sommige dingen veranderen nooit. Het oranje-gevoel maakte zich meester van me toen uiteindelijk de ploeg in het oranje met de punten in de pocket het strijdtoneel verlieten.
Daarna een fanatieke warming-up (lees bijpraten) floot een lid van de hierboven genoemde oranje-brigade onze wedstrijd in gang. Al snel ontvlamde er een boeiend gevecht in de arena wat alles in zich had wat het spelletje zo leuk maakte. Dick stond voor en tegelijkertijd wij dik achter, een Jacco die nog in de groei bleek en opbeurende opmerkingen als: als je iets niet kunt, moet je er ook niet aan beginnen. Jullie begrijpen het al: het was weer genieten. Bij een stand van 15-9 werd er gefloten en ik wilde van kant wisselen. Zoals ik al zei hiervoor: het was al een tijdje geleden dat ik was geweest, en even dacht ik dat er maar tot de 15 werd gespeeld. Sommige dingen veranderen dus wel, haha. De eerste set ging kansloos verloren door ons, hetgeen ook de titel van dit stuk weer eens kracht bijzette, immers is het bij ons meer regel dan uitzondering dat wanneer we de eerste set verliezen dit de beste garantie is tot succes in het verder verloop van de wedstrijd. Omgekeerd trouwens ook helaas.
De tweede set herpakten wij ons als ploeg en met een sterk collectief pakten we de setwinst tegen de tot dat moment trotse koploper in onze klasse. De kopjes aan de ander kant van het net gingen al een beetje hangen. Een pep-talk hadden wij niet meer nodig en konden niet wachten om de derde set er eens als een dolle in te vliegen. Zelf had ik al bescheiden geroepen dat ik mijn eigen ongeslagen status dit jaar (ik was nog niet geweest dit jaar) nog vast wilde houden. De tegenpartij had al laten weten dat de derde set verrassend zou gaan worden. Maar in paniek raakten we nog niet echt.
Na een overtuigend fluitsignaal van de scheids begonnen we aan de derde set. De tegenpartij was gedwongen mutaties door te voeren en ging van start in de sterkste opstelling, aldus hun aanvoerder. Even leek hij gelijk te krijgen want bij een achterstand van 15-10 was een time-out van onze zijde een laatste noodgreep. Onze wissels waren al op (we hebben een heel sterk bezette bank, alleen jammer dat die bank thuis staat, en vol ligt met zieken en geblesseerden). Een gouden time-out bleek later want met ruime cijfers en ruim binnen de tijd (4 seconden) pakten we de setwinst en dus wonnen we de match met 2-1. Sommige dingen veranderen nooit.
Tevreden richting de douches, en ook daar bleek dat sommige dingen nooit veranderen, want van de 7 douches werkten er maar weer eens een stuk of 4. Niet veel later dronken we op de verdiende overwinning en een stukje verder zocht een verslagen tegenstander als een praatgroep depressiva steun bij elkaar en de fles. En toen werd er ineens gezongen: lang zal ie leven. Toen werd me ineens werd me ineens wel iets duidelijk: Vroeger werd er alleen gezongen als je 60 werd (of ouder) en tegenwoordig wordt er al voor je gezongen als je er als zestig uitziet. Sommige dingen veranderen dus wel.
Tot de volgende keer.